LUISTERWIJZER muziek

NB 
  • een luisterwijzer gebruik je als hulpmiddel om beter te weten wat je gehoord hebt
  • een luisterwijzer is nooit je eindproduct als verwerking van een CA

1 4 v r a g e n a l s u i t g a n g s p u n t v o o r j e v e r s l a g

1. Wie is de componist? Hoe heet de band/het orkest?
2. Wat is de titel?
3. Wanneer is de oorspronkelijke muziek gecomponeerd?
4. Waar heb je de muziek gehoord?
5. Wat is je eerste indruk van de muziek?

6 . Wat hoor je: in welke stijl is de muziek?

Muziek is meestal in een bepaalde stijl geschreven. Dat zegt vaak iets over de tijd of de plaats van ontstaan, maar soms ook iets over de bedoeling van de componist of de uitvoerende. Het bepaalt vaak ook hoe je er naar ‘moet’ luisteren.
Binnen elke stijl zijn er natuurlijk weer onderverdelingen te maken. Bij jazz kan het bijvoorbeeld dixieland, bigband-jazz, bebop of free jazz zijn.
Probeer zo mogelijk ooik te benoemen tot welk ‘subgenre’ dit stuk hoort.
Soms is er sprake van een mengstijl, bijvoorbeeld tussen pop en niet-westerse muziek.

 Jazz: in welke stijltraditie?
 Klassiek: uit welke tijd?
 Popmuziek: welke soort popmuziek?
 Mengeling van stijlen: welke stijlen?
 Niet-westerse muziek: van welke oorsprong?
 Iets anders: Benoem of beschrijf deze stijl


7. Wat hoor je: welk aspect van de muziek trekt veel aandacht?

In verschillende tijden staan verschillende aspecten van muziek op de voorgrond. Tot in de Barok is er meestal sprake van onafhankelijke melodielijnen (polyfonie); daarna zijn samenklanken belangrijker (harmonie); in de twintigste eeuw is de klankstructuur een van de belangrijkste aspecten. In popmuziek speelt ritme een grote rol, maar de tekst verbindt zich weer met een melodie. Elk muziekwerk bestaat uit hoofdzaken en bijzaken. Het is verhelderend om na te gaan wat in dit stuk de ‘hoofdzaken’ zijn.

 De melodie
 Het ritme
 De klankkleur of ‘sound’


8. Wat hoor je: geef karakterisering van sfeer of stemming (kies één of meerdere opties)

Probeer weer te geven wat de muziek je ‘deed’; de eerste indruk van de muziek. De gegeven stemmingen kunnen je daarbij op weg helpen. Hoe komt het dat de muziek deze uitwerking heeft? Is dat bewust bedoeld door de componist/uitvoerende? Hoe bereikt hij dat?

 Somber  Dreigend  Plechtig
 Vrolijk  Rustig  Intiem  Heftig  Chaotisch
 Mysterieus


9. Wat hoor en ervaar je: in welke vorm wordt de muziek uitgevoerd?

Tijdens een concert spelen veel dingen mee in de manier waarop je de muziek ervaart. Tijdens een popconcert is er eenactieve interactie met het publiek (meeklappen, meezingen, ‘we want more’ etc). Bij een jazzconcert is het de gewoonte na elke solo te applaudisseren, ook al is het stuk nog niet afgelopen. Bij klassieke muziek mag dit weer niet.

 Het publiek neemt actief deel aan de muziek
 Andere uitvoeringsvorm
 Het publiek luistert passief naar de muziek


10. Wat hoor en zie je: is de muziek onderdeel van een groter geheel?

Als muziek onderdeel is van een groter geheel, dan wordt ze uiteraard in sterke mate bepaald door dat geheel. Ook kan het grote geheel sterk beïnvloed worden door de muziek. Het ligt voor de hand om het verband tussen de muziek en de handeling, de tekst en de sfeer te onderzoeken.

 Opera, operette, musical, theater: gebruik ook kijkwijzer theater
 Film: gebruik ook kijkwijzer film
 Ballet: gebruik ook kijkwijzer dans


11. Werkwijze: hoe verhoudt zich de uitvoering tot de oorspronkelijke compositie?

Net als bij dans is er bij muziek vaak een verschil tussen de maker van een kunstwerk (de componist) en de uitvoerende (de musici). In jazzmuziek is de vrijheid van de uitvoerende bijvoorbeeld een eerste vereiste. Maar bij Mahler zal elke noot exact gespeeld moeten worden zoals hij in de partituur beschreven staat. Het is boeiend (en soms absoluut noodzakelijk) om de inbreng van de componist en de uitvoerende van elkaar te onderscheiden.

 Exacte of authentieke uitvoering: gespeeld van papier?
 Bewerking/arrangement waarvan de musici niet (mogen) afwijken
 Veel improvisatie door de uitvoerende musici: solo’s?


12. Inhoud: welke niet-muzikale gegevens spelen een rol in de muziek?

Een componist kan vanuit verschillende standpunten werken: buitenmuzikale gegevens zoals een verhaal, een gebeurtenis, of gevoelens die hij wil uitbeelden. Met name vanaf de romantiek is de muziek die ‘iets uitbeeld’ zeer in de mode.
Bij liederen en opera is de tekst natuurlijk het uitgangspunt.

 Bestaande tekst op muziek gezet/gezongen: welke tekst(en)?
 Literair gegeven is uitgangspunt: welk literair gegeven (boek)?
 Verhaal/persoon/gebeurtenis is uitgangspunt: welk(e)?


13. Inhoud: Wat is het verband tussen tekst en muziek?

Muziek met tekst kan eigenlijk niet begrepen worden als de luisteraar de tekst niet kan verstaan of kent. Vandaar dat veel operahuizen tekstboekjes ter beschikking stellen, en tegenwoordig vaak ‘boventiteling’ boven het toneel hebben. Het verband tussen tekst en muziek kan innig of los zijn. De betekenissen van beide kunnen parallel lopen of elkaar aanvullen, of elkaar soms tegenspreken (extreem voorbeeld: het weerbericht a capella gezongen). Doorgaans verdiepen ze elkaars werking. Het levert dus veel op om eens een fragment van een stuk gedetailleerd op dit aspect uit te spitten.

 Muziek versterkt inhoud tekst: noem voorbeelden
 Muziek haalt tekst uit oorspronkelijke context: met welk doel?
 Weinig of geen verband tussen tekst en muziek


14. Betekenis: Welke betekenis of functie heeft de muziek? (kies één of meerdere opties)

Muziek als uiting algemeen herkenbaar levensgevoel: muziek die gewaardeerd wordt omdat het een stem geeft aan wat het publiek ook voelt, als uiting van generatie of jeugdcultuur.
Muziek met autobiografische betekenis: muziek die gewaardeerd wordt omdat de componist of uitvoerende eigen gevoelens of belevenissen tot uitdrukking brengt. Overigens hoeven deze twee categorieën elkaar niet uit te sluiten.
De overige categorieën spreken voor zich.

 Muziek bedoeld om op te dansen of amusementsmuziek
 Muziek roept emotie op
 Muziek is uiting algemeen herkenbaar levensgevoel
 Muziek bedoeld voor religieus gebruik
 Muziek roept op tot concentratie of meditatie
 Muziek (evt. tekst) heeft autobiografische betekenis
 Functionele muziek, reclame, film, ceremonie, circus, etc.
 Autonoom kunstwerk, zonder niet-muzikale bedoelingen